door Koos Jaspers   
Dit koor en koraal vormen samen de afsluiting van Bach's Johannespassion BWV 245. Berusting en vertrouwen symboliseren de graflegging van de laatste kruiswegstatie in het wiegelied 'Ruht wohl'. Op het einde van het trio 'und schlieβt die Hölle zu' verdichten zich de drie stemmen tot één noot: het graf is nu echt helemaal gesloten.
Het allerlaatste koraal, derde vers uit een gedicht van de predikant Martin Schalling (1532-1608, een leerling van Philipp Melanchthon) en door sommigen 'Het meest wonderbaarlijke in de muziekliteratuur' genoemd, verwijst nadrukkelijk naar het opstandingsthema. In de vier- en vijfde voorlaatste maten klinkt in de baspartij het omgekeerde BACH-motief (b-c-a-bes) : wil ook de componist zich bekeren?

Ruht wohl, ihr heiligen Gebeine,
Die ich nun weiter nicht beweine,
Ruht wohl und bringt auch mich zur Ruh!
Das Grab, so euch bestimmet ist
Und ferner keine Not umschlieβt,
Macht mir den Himmel auf 
und schlieβt die Hölle zu.
Rust zacht, gij heilig gebeente dat ik nu verder niet beween. Rust zacht en breng ook mij tot rust! Het graf, zoals het voor U is bestemd en dat verder geen rampspoed bevat, maakt voor mij de hemel open en sluit de toegang tot de hel

Ach Herr, laβ dein lieb Engelein Am letzten End die Seele mein In Abrahams Schoβ tragen, Den Leib in seim Schlafkämmerlein Gar sanft ohn einge Qual und Pein Ruhn bis am jüngsten Tage! Alsdenn vom Tod erwecke mich, Daβ meine Augen sehen dich In aller Freud, o Gottes Sohn, Mein Heiland und Genadenthron! Herr Jesu Christ, erhöre mich, Ich will dich preisen ewiglich! tekst Martin Schalling (1569)

Ach Heer, laat Uw lieve engeltjes aan het eind mijn ziel naar Abrahams schoot brengen! Laat mijn lichaam in zijn slaapkamertje heel zacht, zonder kwellingen en pijn rusten tot aan de jongste dag! Wek mij dan op uit de dood, opdat mijn ogen U mogen zien in alle vreugde, o Zoon van God, mijn Heiland en genadetroon! Heer Jezus Christus, verhoor mij ik zal U eeuwig prijzen! Vertalingen: Kamerkoor Vocoza / Bram Bos