W.H.Auden en B.Britten
Britten (1930-1976) kan zonder enige aarzeling worden gerekend tot de grote koorcomponisten uit de 20e eeuw. Van kindsbeen af speelde hij piano en viool, en componeerde al als jongetje van zes. Op zijn 14e ontmoette hij de componist Frank Bridge en toonde hem een paar van zijn composities. Zo werd hij diens privé-leerling. Op het Royal College of Music bekwaamde hij zich verder in piano en compositie en sleepte veel prijzen in de wacht. Een sleutelfiguur in zijn carrière was de tenor Peter Pears, die hij in 1933 ontmoette, wat uitmondde in een levenslange en intieme relatie. Deze soleerde op de eerste uitvoering van zijn meeste werken. Belangrijk was ook de dichter W.H. Auden, die veel van zijn teksten en opera-libretti schreef.

Het koorreperoire van Britten is uitgebreid en zeer interessant, en betekent meestal een uitdaging voor een amateurkoor. Sega di Canto waagt zich aan zijn 'Vijf Bloemenliederen', gecomponeerd in 1950 tgv het zilveren huwelijksfeest van zijn invloedrijke vrienden Leonard en Dorothy Elmhirst, die probeerden volwasseneneducatie in kunst en cultuur op moderne leest te schoeien in Engeland, met hun landgoed Darlington Hall (Devon) als centrum.

1  To Daffodils
Narcis
Fair daffodils we weep to see
you haste away so soon
As yet the early rising sun
Has not attained his noon
Stay stay, until the hasting day
Has run but to evensong
And having prayed together
We will go with you along

We have short time to stay,
As you we have as short a Spring
As quick a growth to meet decay
As you or anything, we die
As your hours do, and dry
Away - like summer′s rain
Or as the pearls of morning′s dew
Ne′er to be found again
Mooie narcis, hoe treurig is de haast waarmee je ons verlaat nog voor de vroeg gerezen zon het hoogste aan de hemel staat. Blijf bij mij, haastig gaat de dag voorbij en zing het uit tot aan de avondklok en dan, na ons gezamenlijk gebed gaan we met de kip op stok Net als bij jou, is onze lente kort. In de tijd die ons bemeten wordt groeien we snel en takelen weer af. Als jou en alles, wacht ook ons een graf We drogen op, vluchtig en zo gauw als een buitje in de zomer of als parels van de dauw om nooit meer terug te komen
2  Succession of four sweet months  (tekst: Robert Herrick)
[SOPRANEN:]
First, april, she with mellow showers
Opens the way forr early flowers
[ALTEN:]
Then after her comes smiling May
In a more riich and sweet array
[TENOREN]
Next enters June and brings us more
Gems than those two that went before
[BASSEN:]
Then lastly July comes and she
more wealth brings in than all those three
Eerst komt april : met regentjes zo zacht baant zij de weg voor vroege bloemendracht Na haar komt mei, die stralend lacht met een nog geuriger en rijker pracht Als juni komt, dan brengt zij ons zowaar meer moois dan mei en april bijelkaar De allergrootste rijkdom brengt ons Juli, zij doet als alle drie, en daar nog heel veel bij
3  Marsh Flowers  (tekst: George Crabbe)
Zwarte nachtschade
Bilzekruid
Here the strong mellow strikes her slimy root
Here the dull nightshade hangs her deadly fruit
On hills of dust the henbane′s faded green
And pencill′d flower off sickly scent is seen
Here on his wiry stem in rigid bloom
Grows the lavender that lacks perfume
At the wall′s base the fiery nettle springs
With fruit globose and fierce with poison′ stings
In ev′ry chink delights the fern to grow
With glossy leaf and tawny bloom below
The few dull flowers
that o′er the place are spread
Far take the nature of their fanny bed
These, with our seaweeds rolling up and down
Form the contracted Flora of our town
Hier slaat de sterke malve haar slijmerige wortels uit; Hier hangt aan doffe nachtschade het dodelijke fruit; Op hopen vuil groeit gepenseeld met groene kleur De bloem van't bilzekruid met ziekelijke geur. Hier groeit met starre bloei op taaie steel verweerd De zilte zeelavendel, die elke geur ontbeert. Vurig springt de netel op langs stenen wanden Met bolle vrucht en giftig scherpe tanden. De varen wil in elke spleet wel groeien Met glanzend blad waaronder tanig bloesems bloeien; De schaarse saaie bloemen die hier verspreid nog staan Nemen de moerassige aard van de bodem aan. En met ons traag deinend zeewier t'zaamgevat Vormt dit de kleine flora van onze stad. [vert.naar Rein de Vries Koornet]
4  The Evening Primrose  (tekst: John Clare)
Teunisbloem
When once the sun sinks in the west
And dewdrops pearl the evening′s breast
Almost as pale as moonbeams are
or its companiable star
The evening primrose opes a new
It′s delicate blossoms to the dew
And hermit-like shunning the light
Wastes its fair bloom upon the night
Who, blindfold to its fond carresses
Knows not the beauty he possesses
Als in het westen traag de zon ten onder gaat, De boezem van de avond met parels dauw beslaat, dan dient, haast bleekjes als de maan of als Venus haar compaan, de tere teunisbloem zich aan. Haar fraaie bloem geeft zij prijs aan dauw en nacht als een lichtschuwe kluizenaar. Ach wie blind is voor dit zacht en strelende gebaar, die weet niets van haar bloemenpracht.
5  Ballad of Green Broom  (dichter onbekend)
Gele brem
Vroeger werd wilde brem in bossen en beemden afgesneden om er bezems (′broom′) van te maken, een beroep van zwervers, leeglopers en niksnutten. Deze ballade over zo'n bezembinder werd veel gezongen in pubs waar arme werklui kwamen en de boodschap is duidelijk: "Al ben je nog zo lui of arm, als je over een goedgebouwd jong mannenlijf beschikt, moet je de gunsten van een rijke dame in nood nooit afwijzen ...". En ach, al zou een Engelse dame van stand nooit en te nimmer zo'n verwerpelijk huwelijk aangaan, fantaseren erover is heerlijk... Zo te zien heeft Britten zelf (met kennelijk genoegen) nog wat aan de tekst zitten sleutelen : zo verschijnt er in deze versie een ′dame in volle bloei′ op het toneel. Misschien om nog een excuus te vinden voor zijn keuze als ′flower song′, want behalve de brem zijn de bloemetjes ver te zoeken in dit lied. De tekst spreekt verder voor zichzelf en wordt ondersteund door een al even ondeugende koorzetting.
Man met bezem
Vincent van Goch
There was an old man liv′ out in the wood
And his trade was a′cutting off broom green broom
He had but one son without thought without good
Who lay in his bed till it was noon bright noon
The old man awoke one morning and spoke
He swore he would set fire to the room
If his John would not rise and open his eyes
And away to the wood to cut broom green broom


So Johnny arose and slipped on his clothes
And away to the wood to cut broom
He sharped his knives and for once he contrives
To cut a great bundle of broom green broom
When Johnny passed under a Lady′ fine house
She called to her maid `Go fetch me′,
she said: `Go fetch me the boy !′


When Johnny came into the Lady′s fine house
And stood in the Lady′s fine room
`Young Johnny′ she said,
`Will you give up your trade
and marry a Lady in bloom, full bloom?′
Johnny gave his consent
and to church they both went
And he wedded the lady in bloom, full bloom

At market and fair all folks do declare
There′s none like the boy
that sold broom green broom !
Er was eens een grijsaard, eenvoudig van doen, Zijn stiel was het snijden van brem, jong en groen. Eén zoon had hij slechts, met lust noch fatsoen, Die bleef in zijn bed tot de noen, ja de noen. De oud′ ontwaakt′ op een ochtend en sprak: "Pas op!" daar hij in woede ontstak "Het brandt, als mijn Jan nu niet opstaat, ontwaakt, Op weg naar het bos gaat en brembezems maakt, Bezems van brem, jong en groen. Dus Jan kwam er uit en kleedde zich toen. Ging naar het bos voor de brem, jong en groen. Hij wette zijn mes en het lukte zowaar, Hij sneed er een grote bos brem bij elkaar, Hij kwam bij een deftig, statig gebouw, Bewoond door een rijke, wat rijpere vrouw. Die sprak tot haar meid, door liefd′ overmand: "Breng me die jongen, die bezems bespant!" En Jan met de brem, jong was hij ... en groen, Kwam in haar deftige kamer toen. "Jan", sprak ze snel,"zet je handwerk opzij, Laat varen de boel, kom trouw met mij, Een dame in goeden doen". Jan stemde toe, ging ter kerk′ aan haar zij En trouwde de bloeiende dame blij, De dame in goeden doen. Op de markt en de kermis zong iedereen luid: ′k Ken nergens ter wereld een slimmer schavuit Dan Jan van de brem, jong en groen! [Bron vertaling: Koor Vocalism]