Met de rampzalige slag bij Azincourt in 1415 begon voor de Fransen de zwaarste crisis tijdens de 100-jarige oorlog. Tallozen sneuvelden en meer dan 1000 edellieden werden krijgs­gevangen naar Engeland afge­voerd. De jonge hertog Karel van Orléans, Frans troon­pretendent uit het huis Valois was er één van. Vanwege deze voorname positie verbood de Engelse koning zijn vrijkoop voor losgeld - 25 jaar lang zat Karel opgesloten in Engelse kerkers en kastelen.
In deze tijd begon hij met het schrijven van gedichten en, toen hij op zijn 46e eindelijk op voorspraak van Filips de Goede van Bourgondië werd vrijgelaten, schreef hij verder, terug­getrokken op zijn kasteel in Blois. Hij trouwde met de 14-jarige Maria van Kleef en kreeg met haar drie kinderen, van wie Lodewijk het veel later nog zou schoppen tot koning van Frankrijk. Karel en Maria stonden bekend als begunstigers van de kunst, met name de dichters.
Het oeuvre van Karel, le poète prisonnier, dat honderden liederen, gedichten en balladen beslaat (zie HIER), wordt beschouwd als een hoogtepunt van de Franse hoofse dichtkunst. De drie gedichten die Claude Debussy tussen 1898 en 1907 op muziek zette zijn een soort rondelen met regels van 8 lettergrepen en een typerend rijmschema abba(ab).

Karel van Orléans
(1394-1465)
Verloving tussen Karel en Bonne (lichtblauwe jurk). Getijdenboek gebr.Limburg.
Karel van Orléans (veel te jong afgebeeld) en zijn 3e vrouw Maria van Kleef op een wandtapijt
In 1951 verschenen gedichten van Karel van Orléans in beperkte uitgave (1230 stuks) met 100 originele litho's van Henri Matisse
Historische roman 1949
van Hella Haasse
Teksten: Charles d'Orléans Vertalingen: KJ / Rein de vries
1.Dieu, qu'il la fait bon regarder
Dieu, qu'il la fait bon regarder,
La gracieuse, bonne et belle !
Pour les grans biens qui sont en elle,
Chascun est prest de la loüer.
Qui se pourroit d'elle lasser ?
Tousjours sa beauté renouvelle.

Dieu, qu'il la fait bon regarder,
La gracieuse, bonne et belle !
Par de ça ne de là la mer
Ne scay dame ne damoiselle
Qui soit en tous biens parfais telle ;
C'est ung songe que d'y penser.

Dieu, qu'il la fait bon regarder !
 
God! wat maakt Hij haar een lust voor't oog,
zo bekoorlijk, goed en schoon!
Om de grote deugden die zij bezit
wil eenieder haar wel prijzen.
Wie zou haar kunnen verlaten?
Haar schoonheid vernieuwt telkens weer.

God! wat maakt Hij haar een lust voor't oog,
zo bekoorlijk, goed en schoon!
Aan deze en gene zijde van de zee
ken ik geen meisje of vrouw,
die zo volmaakt is in elke deugd.
Het is een droom om aan haar te denken:

God! wat maakt Hij haar een lust voor't oog.
Met zijn eerste vrouw, zijn nichtje Isabelle van Valois (17) trouwt Karel op zijn 12e; zij was zelf al weduwe van de Engelse koning Richard; dat huwelijk duurde van haar 6e tot het 11e jaar. Een jaar later, als zijn vader Lodewijk wordt vermoord door de Bourgondische hertog Jan zonder Vrees, krijgt hij de zware last van het familieleiderschap op zijn schouders - eigenlijk niets voor hem: hij is een kunstzinnige jongen met weinig affiniteit voor politiek en oorlog. Na een jaar overlijdt ook zijn moeder Valentina - op haar sterfbed zweert hij de moord op zijn vader te wreken - en vervolgens verliest hij ook Isabella op haar 19e in het kraambed voor een dochtertje Johanna. In 1410, 16 jaar oud, hertog met rijke bezittingen en politiek leider, vader, wees en weduwnaar in rouw, hertrouwt Karel met Bonne van Armagnac, nog maar een meisje van 11.
Volgens Hella Haasse was Bonne 'een bron van eindeloze verrukkingen en verrassingen, onophoudelijk nieuw en boeiend voor de jonge man; hij, die in zijn leven nog niets anders gekend had dan zorg en rouw, van wie men tot nog toe alleen zware verantwoordelijkheid en zelfbeheersing had geëist, kon zich voor het eerst koesteren in een even stralend als onverwacht geluk.'
Dit gedicht moet dus haast wel geïnspireerd zijn geweest door zijn geliefde Bonne die, nog kinderloos, in Frankrijk op hem wachtte. Tragiek: ze stierf vijf jaar voor zijn vrijlating .... In ruil voor die vrijlating bedong Filips de Goede (de zoon van Jan zonder Vrees) dat hij de dure eed aan zijn moeder zou inslikken en trouwen met de veel jongere Maria van Kleef, kleindochter van Jan zonder Vrees. Wat een levenslot ...

2.Quant j'ai ouy le tabourin
Quant j'ai ouy le tabourin  
sonner pour s'en aller au may,
En mon lit n'en ay fait affray
Ne levé mon chief du coussin;
En disant: il est trop matin
Ung peu je me rendormiray.

Quant j' ay ouy le tabourin
Sonner pour s'en aller au may,
Jeunes gens partent leur butin;
De nonchaloir m'accointeray
A lui je m'abutineray
Trouvé l'ay plus prouchain voisin.

Quant j'ay ouy le tabourin
Sonner pour s'en aller au may
En mon lit n'en ay fait affray
Ne lev?on chief du coussin.

 

Toen ik de tamboerijn hoorde
roepen om er in de mei op uit te gaan,
bleef ik onverstoord in bed.
Ik hief mijn hoofd niet van het kussen
en zei: 't is nog te vroeg,
'k ga weer een beetje slapen.

Toen ik de tamboerijn hoorde
roepen, om er in de mei opuit te gaan,
verdeelden jonge kerels hun buit.
Onverschilligheid is mijn metgezel,
haar buit ik nu uit,
zij is mij meer vertrouwd gebleken.

Toen ik de tamboerijn hoorde
roepen, om er in de mei op uit te gaan,
bleef ik onverstoord in bed
en hief mijn hoofd niet van het kussen.
Tijdens zijn lange gevangenschap bleef Karel zijn geliefde Bonne trouw - ongewoon voor een feodale hertog! - we weten enkel van een paar jaar durende platonische relatie met een hertogin. Begrijpelijkerwijs kende hij perioden van lusteloosheid en neerslachtigheid - daarover gaat dit gedicht. Maar er waren ook lichtpuntjes: Tijdens zijn gevangenschap zou Jeanne d'Arc tezamen met haar wapenbroeder Jean Dunois (Karels halfbroer en zaakwaarnemer) de 100-jarige oorlog beslissend ten gunste van Frankrijk doen keren.

3.Hiver
Yver, vous n'estes qu'un villain !
Esté est plaisant et gentil,
En tesmoing de May et d'Avril
Qui l'accompaignent soir et main.

Esté revest champs, bois et fleurs,
De sa livrée de verdure
Et de maintes autres couleurs,
Par l'ordonnance de Nature.

Mais vous, Yver, trop estes plein
De nege, vent, pluye et grezil ;
On vous deust banir en essil.
Sans point flater, je parle plein:
Yver, vous n'estes qu'un villain !

 

Winter, je bent gewoon een schurk!
Zomer is aangenaam en vriendelijk,
dat getuigen Mei en April
die hem avond en ochtend vergezellen.

Zomer doet velden, bossen en bloemen
opleven met zijn kleed van groen
en een menigte andere kleuren
op bevel van de natuur.

Maar jij, Winter, zit veel te vol
met sneeuw, wind, regen en hagel.
Ze zouden je moeten verbannen.
Zonder overdrijving zeg ik volmondig:
Winter, je bent gewoon een schurk!
Het regenachtige en bewolkte weer in Engeland moet een van Karel's treurnissen zijn geweest en zijn verlangen naar Orléans en Blois verder hebben aangewakkerd. Daar kwam nog bij, dat met de 15e eeuw in Europa De Kleine IJstijd uitbrak, een koudeperiode met lange winters, die zou duren tot de 19e eeuw.