Dufay en Binchois tezamen op een 15e eeuwse tekening.
Tweestemmige ver­sie gezongen door Con­ti­nens Para­disi
Meester Dufay werd geboren in Vlaanderen, maar trok al gauw met zijn ongehuwde moeder naar Kamerijk (Cambrai) in het graaf­schap Artesië, dat ressor­teerde onder de machtige Bour­gon­dische herto­gen Filips de Goede en Karel de Stoute. Daar werd hij koor­knaap en zanger-compo­nist en al gauw reisde hij door Italië en Frankrijk als kapel­meester in dienst van een reeks vorsten en pausen. Naast gewijde muziek maakte hij wereld­lijke liederen voor het vertier in hun paleizen. Tezamen met Joh.Ockeghem en Gilles Binchois kan hij beschouwd worden als de wegbe­reider en pionier van de renais­sance­polyfonie.
Het vierstemmige chanson Donnés l'assault gaat over de niet-beantwoorde liefde van de middel­eeuwse minnezang. In de hoog­renais­sance begon de hoofse trouw aan de meesteres plaats te maken voor de kwelling van de afwijzing en sexuele toespelingen werden explicieter. Hier wordt de verleiding van een geliefde zelfs vergeleken met een aanval op een onover­winnelijke burcht !
Maar Dufay bewoog zich nog in voorname intel­lectuele kringen van de vroege renais­sance en verwijst hier onge­twijfeld recht­streeks en uiterst beschaafd naar de Roman de la Rose, een destijds nog steeds populaire 13e-eeuwse hoofse alle­gorie. Daarin wordt de geliefde Rose samen met haar dienares Bel-Acueil (scone-Ontvange) door Jalousie in een burcht opgesloten en de minnaar Amant (Jolijs) zingt daarover een jammer­klacht.

De noten uit het Mellon Chan­sonnier
meer...
De muziek was destijds populair (bv de Codices van Trente, 1439-1470), maar de tekst is enkel terug­gevonden in het Mellon Chansonnier, een liederen­bundel die werd meege­geven aan Beatrijs van Napels, toen zij in 1476 het Aragonese hof van Napels verliet om te trouwen met koning Matthias van Hongarije.
Het lied heeft (ongeveer) de vorm van een middeleeuws Rondeau layé uit de Ars Nova traditie met een rijmschema van A-A-B-B-A en A-A-B. De drie (soms fanfare-achtige) onderstemmen lijken zich af te zetten tegen de cantus, om de symboliek verder te versterken. De tekst heb ik overgenomen uit het geïllustreerde manuscript van Beatrijs.

Uit de allegorie van Guillaume de Lorris (†1238) het Kasteel van Jalousie waarin Rose is opge­slo­ten. In de middelnederlandse ver­sie heet de geliefde Floren­tine, haar dientmaagd Scone-Ontvange en de minnaar Jolijs.
 [vergroting]
Donnés l'assault à la fortresse 
De ma gratieuse maîtresse 
Haut dieu d'amours je vous supplie
Boutés hors m'adverse partie
Qui languir me fait en destresse 

C'est d'anuy qui par sa rudesse
Je moy grèver point ne se cesse 
Envers ma Dame gente et lye

Donnés l'assault à la fortresse
De ma gratieuse maîtresse
Haut dieu d'amours je vous supplie

Faistce venir tout en l'adresse 
Au secourt, par vostre noblesse 
Pitie moy et courtoysie 
La Belle soit par vous saisye, 
Car le tarder trop si me blesse 

Donnés l'assault a la fortresse
De ma gratieuse maitresse,  
Haut dieu d'amours je vous supplie
Boutés hors m'adverse partie
Qui languir me fait en destresse
 Doe een stormloop op het fort
 van mijn bevallige gebiedster 
 Verheven liefdesgod, ik smeek u
 verjaag mijn tegenpartij
 die mij in wanhoop doet kwijnen

'tIs pure boosheid, dat ik grof
 en schier-onophoudelijk wordt gekwetst 
 voor't oog van mijn zoete lieve Vrouwe
 
 Doe een stormloop op het fort
 van mijn bevallige gebiedster
 Verheven liefdesgod, ik smeek u
 
 Wil mij toch komen tegemoet
 en help mij door uw edelheid
 heb medelij en wees goedwillend
 de Schone zij door u gegrepen
 want uitstel doet mij alte zeer
 
 Doe een stormloop op het fort 
 van mijn bevallige gebiedster 
 Verheven liefdesgod, ik smeek u
 verjaag mijn tegenpartij 
 die mij in wanhoop doet kwijnen