Tussen 1873 en 1880 maakte Edvard Grieg zijn opus 33, een cyclus van twaalf koorliederen op gedichten van Aasmund Olavsson Vinje (1818-1870), een Noors dichter/journalist die kort daarvoor was overleden. Voor nr.2 uit die bundel gebruikte Grieg een deel van Viljes veel langere gedicht over de lente. Wie de Noorwegen heeft bezocht, herkent de prachtige natuurbeelden meteen...

Våren
-1-
Enno ein Gong fekk eg Vetren at Sjå
For Våren at røma;
Heggen med Tre der Blomar var på
Eg atter såg bløma
Enno ein Gong fekk eg Isen at sjå
Frå Landet at fljota,
Snjoen at bråna og Fossen i å
At fyssa og brjota.
Graset det grøne eg enno ein Gong
Fekk skoda med Blomar;
Enno eg hørde at Vårfuglen song
Mot Sol og mot Sumar.
-4-
Eingong eg sjølv i den vårlege Eim,
som mettar mit Auga,
eingong eg der vil meg finna ein Heim
og symjande lauga.
Alt det som Våren imøte meg bar,
og Blomen eg plukkad',
Federnes Ånder eg trudde det var
som dansad' og sukkad'.
Derfor eg fann millom Bjørkar og Bar
i Våren ei Gåta;
derfor det Ljod i den Fløyta eg skar,
meg tyktest at gråta.
Lente Nog een maal zag ik hoe de winter door de lente werd verjaagd. De vogelkers met bloemen zag ik nog een maal in volle bloei staan Nog een maal mocht ik het ijs zien smelten van het land, De sneeuw smelt en de waterval in de rivier ruist en schuimt. Nog een maal zag ik het groene gras bezaaid met bloemen; hoorde ik de vogels van de lente in hun lied de zon en de zomer verwelkomen. Op een dag zal ik de bruisende lente met eigen oog schouwen. Op een dag zal ik een thuis mogen vinden en mij zwemmend wassen. Al wat de lente mij terug gaf, en bloemen die ik plukte, ademden de geest van mijn voorouders die dansten en zuchtten en zo vond ik tussen miljoenen sparren en berken het geheim van de lente. Daarom klinkt het geluid van een fluit mij in de oren als huilen
tekst Aasmund Olavsson Vinje
Vertaling (1) Gaby den Held (2005) Vertaling (4) Koos Jaspers (2015)