De Nederlandse dichteres en lerares Jacqueline Elisabeth van der Waals werd in juni 1868 geboren, als dochter van de nobelprijswinnaar en natuurkundige J.D. van der Waals. Na de hbs behaalde ze de MO-akte voor geschiedenis en gaf les in Doorn, Bloemendaal en Amsterdam. Ze was sportief, deed veel aan lichaamsbeweging en bestudeerde filosofen.
Jacqueline van der Waals was een van de belangrijkste protestantse dichteressen van haar generatie. Haar eerste gedichten verschenen in 1900 en vervolgens een roman 1907: 'Noortje Velt'. Vanwege het persoonlijke karakter gebruikte ze liever het pseudoniem Una ex Vocibus (één van de stemmen). De belangrijkste thema's in haar werk zijn de natuur, het geloof en de dood.
In 1921 werd maagkanker geconstateerd. Jacqueline bleef schrijven en begreep dat het einde van haar leven in zicht kwam: thema's als mystiek en God werden belangrijker. Voorbeelden hiervan zijn het gedicht 'Annunciatie' (zie tekst) en vlak voor haar dood het in kerkelijke kring bekende 'Wat de toekomst brengen moge'. Dit werk werd op muziek gezet en is nog regelmatig te horen bij begrafenis- en trouwdiensten. Enkele van haar verzen zijn opgenomen in het "Liedboek voor de kerken".
Jacqueline van der Waals overleed in april 1922 te Amsterdam.

Herfstlied
Ook het gedicht 'Vreemd dat boom en tak zo stil staan' maakte ze in die levensfase. Toen Gerard Lange op dit gedicht stuitte werd hij zo geraakt door de ritmiek en beelden die het oproept, dat hij in de herfst van 2013 het in zijn geheel toevertrouwde aan nieuwe moderne muzieknoten voor vier gediviseerde stemmen, welkom passend in het seizoenenproject dat Sega op dat moment onder handen had. Hij noemde het 'Herfstlied'. De allereerste kooruitvoering vond plaats in maart 2013.

-1-
Vreemd, dat boom en tak zoo stil staan 
In het gouden licht vandaag, 
Dat de bladertjes zoo stil gaan, 
't Een na 't ander, naar omlaag. 
-2-
Dat het zonlicht zoo voorzichtig 
Door de ijlheid straalt van 't lof, 
En het groene blad doorzichtig 
En veel eed'ler maakt van stof,
-3-
Dat het windje in de twijgen 
Zoo behoedzaam gaat te werk 
En alleen wat blaadjes zijgen 
Doet op 't pad en 't bloemenperk,
-4-
Zonder 't wazig diep te raken 
Waar de groene schemer blauwt, 
Of den goudglans schuw te maken 
In het ijlbebladerd hout, 
-5-
Of te roeren aan den vijver, 
Waar zeer statiglijk en traag 
Twee voorname zwanen drijven 
Met hun spiegelbeeld omlaag, 
-6-
En wat late najaarsrozen, 
Als bewasemd amethyst, 
Al den weemoed van hun broze 
Schoonheid heffen in den mist. 

Jacqueline E. van der Waals (1868-1922) uit: Laatste verzen (1923)